Myofunctionele therapie en Myobrace

Myofunctionele therapie

Scheve tanden en ontwikkelingsproblemen van de kaken kunnen erger worden als het volwassen gebit/gezicht zich ontwikkelt. Gewoonten zoals mondademen en verkeerd lip- en tongfunctie (mondademen, tongpersen, knarsgedrag, verkeerd slikpatroon en duimzuigen) zijn de grootste oorzaken van scheve tanden en verkeerde kaakontwikkeling. Indien deze gewoonten aanhouden in het permanente gebit, heeft dit in het algemeen een complexe orthodontie behandeling tot gevolg. Het beste is deze gewoonten eerst aan de passen, anders is de kans op relaps na orthodontie ook weer groot.

Door afwijkende mondgewoonten op jonge leeftijd aan te pakken, ontwikkelen gebit en gezicht zich optimaal, verbetert de algehele gezondheid en verkleint het de kans op een beugel aanzienlijk!

Dit doen wij met behulp van Oro Myo Functionele Therapie in combinatie met de Myobrace. Dit is een preventieve pre-orthodontische behandeling die zich dus richt op de onderliggende oorzaken van scheve tanden. Oromyofunctionele therapie kan gestart worden op verschillende leeftijden. In onze praktijk behandelen we voornamelijk 7/8 jarige leeftijd. Dus vaak voordat orthodontie überhaupt zou kunnen worden ingezet.

Myobrace

Een Myobrace wordt ook wel een spierbeugel of een mondtrainer genoemd en is dus eigenlijk een ‘sportschool’ voor in je mond.

De Myobrace helpt bij het corrigeren van afwijkende mondgewoonten. Tevens wordt door de lichte druk op de tanden de tandboog verbreed. De appliance moet elke dag minimaal 1 uur overdag en gedurende de nacht gedragen worden. Daarnaast moet uw kind dagelijks een aantal oefeningen doen om de ademhaling, de tong en de lippen te trainen.

De gemiddelde behandelduur is 1-1,5 jaar, maar kan variëren afhankelijk van de ontwikkeling van het kind, de soort en ernst van de afwijking, de leeftijd en de medewerking van zowel het kind als de ouders.

Wanneer starten

  • Duimzuigen, vingerzuigen, speenzuigen etc. waar eigenlijk iet van af te komen is;
  • Mondademen en/of open mondgedrag;
  • Indien er sprake is van ‘slappe’ lipspanning;
  • Inien er sprake is van een smal en hoog gehemelte;
  • Bij spraakmoeilijkheden, bv. Lispelen of slissen;
  • Bij moeilijkheden met slikken of eten;
  • Indien er sprake is van een verkeerder tongpositie in rust of tijdens slikken;
  • Bij kaakgewrichtsklachten;
  • Bij knarsgedrag;
  • Indien na orthoodntische- of kaakcorrigerende behandeling de ‘verholpen’ afwijking weer (gedeeltelijk) terugkomt.